De volgende dag zouden we om 7.10 opgehaald worden voor onze toer naar de Urus eilanden en Taquile. Om 7.00 werd er op de deur geklopt, het was helaas weer die taxichauffeur, of we niet met hem mee wilde. Charlotte heeft hem vriendelijk verteld dat we al iets hadden, waarop hij reageerde dat we dan vanavond maar het hostal moesten verlaten. Hij had niet voor niks een speciale prijs voor ons geregeld.
Toen naar de eilanden: de drijvende indianen waren een beetje zielig. Zonder ons, touristen, zaten ze er waarschijnlijk niet. Door naar Taquile, dat was wel wat leuker, je had het gevoel dat die mensen ook wel bestaansrecht hadden zonder toeristen. Nog lekker geluncht op het eiland en toen weer terug. Thuis aangekomen bleken sommige onder ons nogal knal rood geworden.
Charlotte en Job hebben in het hostal nog even duidelijk gemaakt dat we niets van die vriendelijke taxichaffuer wilde, waarop de persoon achter de bali vertelde dat ook hij niks met hem te maken te had.
In de stad kwamen nog een incatrailveteraan tegen, waarmee we na het eten (3 sol pp.) wat biertjes zijn gaan drinken (5 sol per stuk).
De volgende ochtend weer vroeg op: naar La Paz. Bij het afrekenen is daar weer onze taxichauffeur. Hij probeert ons drie keer de dagprijs te rekenen. Na een tirade van Charlotte (in het Spaans uiteraard) binden ze in en betalen we gewoon 120 sol.
De reis naar La Paz gaat natuurlijk via de grens, waar volgens goede Zuidamerikaanse traditie een hele boel geformulier bij komt kijken. Voor bijna iedereen gaat dat prima, maar bij Job is er een probleem. Er klopt iets niet met zijn visum. Hij moet ongeveer 10 minuten wachten, maar dan mag hij toch door. En wie staat daar trouwens nog meer in de rij? Onze stalkende taxichauffeur, hopelijk zien we hem voor het laatst.